Dictionnaire néerlandais–français
Traduction française du mot néerlandais zitten
néerlandais | français (traduit indirectement) | espéranto |
---|---|---|
(poseren) | poser ; prétendre à ; s’ériger en | pozi |
être assis ; sièger | ||
🔗 José zat ook naar hem te kijken. | ||
(wezen; zijn) | ||
🔗 Zit er brandstof in de tank? | ||
(belemmeren; hinderen; derangeren) | déranger ; gêner | |
🔗 Hij zit me een beetje dwars. | ||
(plaatsnemen; zich zetten) | asseoir ; | |
🔗 Ga zitten en tast toe. | ||
tolérer | ||
🔗 Geen enkele ridder zal deze belediging op zich laten zitten. | ||
palper ; sentir ; tâter | ||
🔗 Ze begon er rustig aan te trekken terwijl ik aan haar tieten zat. | ||
(achtervolgen; najagen; achternazetten) | poursuivre | |
🔗 De Portugees die hij in hartje Gent had achternagezeten, kende Gent beter dan hij. | ||
(erop nahouden; in het bezit zijn van; in eigendom hebben) | posséder | |
🔗 Hoeveel patronen bezitten we eigenlijk? | ||
(achtervolgen; najagen; nazetten; achternazetten) | poursuivre | |
🔗 En daarna zou hij zijn aanvaller nazetten en in Klove groot rumoer veroorzaken. | ||
adhérer | kunteniĝi | |
(presideren) | présider | |
🔗 U herinnert zich natuurlijk wel, sire, dat u vandaag het gerechtshof voorzit. | ||
🔗 Ze gleden van hun zitplaats en gingen door het luik naar buiten. | ||
séance | ||
(seance) | séance | |
session |