English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word vow

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(pledge)
plechtig beloven
voti
(pledge)
een verplichting aangaan
;
(swear; pledge; take an oath; affirm)
(oath; pledge)
vow
avow
(reveal; disclose; divulge; uncover; bare; lay bare)
; ;
avow
(acknowledge; recognize; concede; admit)

EnglishDutch
vow beloven; eed; een gelofte doen; gelofte; toewijden; verzekeren; wijden; zweren
baptismal vow doopgelofte
baptismal vows doopgelofte
make a vow een gelofte doen
marriage vow huwelijksgelofte
monastic vow kloostergelofte
take the vow de gelofte afleggen
take the vows de geloften afleggen
vow a great vow een dure eed zweren
avow bekennen; belijden; erkennen