English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word to start with
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(put on; turn on; activate; switch on; actuate; start off; put into action; put into force; put into operation) | ||
(spike; jump) | ||
(depart; leave; sail) | ||
(initiate; float; institute; introduce; launch; originate) | de stoot geven tot ; het initiatief nemen tot | |
(begin; commence; embark on) | ; ; ; ; ; ; | |
(begin; commence; be started; set in; kick off) | ; ; ; | |
(beginning; commencement) | ; | |
(beginning; commencement; onset) | ; | |
🔗 I can only give you a start. | ||
startigi | ||
(arise; commence; get; materialize; come into being) | ||
(commencement) | ||
(initiative; introduction) | ||
(kick‐off) | ||
(start out; set off) | ; ; ; | |
(start off) | ; | starti |
English | Dutch |
---|---|
to start with | ⇆ om te beginnen |
start | ⇆ aan de gang brengen; ⇆ aan de gang helpen; ⇆ aanslaan; ⇆ aantrappen; ⇆ aanvang; ⇆ aanvangen; ⇆ aanzet; ⇆ aanzetten; ⇆ afgaan; ⇆ afrit; ⇆ begin; ⇆ beginnen; ⇆ beginnen aan; ⇆ beginnen met; ⇆ beginnen over; ⇆ doen ontstaan; ⇆ een begin maken met; ⇆ ertoe overgaan; ⇆ in beweging brengen; ⇆ in beweging komen; ⇆ inzet; ⇆ inzetten; ⇆ lanceren; ⇆ laten vertrekken; ⇆ ontketenen; ⇆ ontstaan; ⇆ op gang brengen; ⇆ opdrijven; ⇆ opjagen; ⇆ opperen; ⇆ oprichten; ⇆ opschrikken; ⇆ opspringen; ⇆ plotselinge beweging van schrik; ⇆ schrikken; ⇆ springen; ⇆ sprong; ⇆ sprongetje; ⇆ start; ⇆ starten; ⇆ te berde brengen; ⇆ van start gaan; ⇆ van wal steken; ⇆ veroorzaken; ⇆ vertrek; ⇆ vertrekken; ⇆ voordeel; ⇆ voorsprong |