Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word uitschenken
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(uitgieten; uitstorten) | pour out | elverŝi |
(gieten; plengen; storten) | ||
🔗 Hij schonk wijn. | ||
; ; | ||
🔗 Ik schenk ze u met mijn welgemeende complimenten. | ||
(geven) | ||
🔗 Zij schonk haar echtgenoot twee zonen en vier dochters. | ||
(op; van; vanuit) | ; | |
🔗 Hij liep snel het hotel uit. | ||
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens) | ; ; ; | |
🔗 Dat deed hij uit berekening. | ||
(over; voort; weg; verwijderd) | ; | |
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit. | ||
; | ||
🔗 De lampen waren uit. |
Dutch | English |
---|---|
uitschenken | ⇆ decant; ⇆ pour; ⇆ pour out |
schenken | ⇆ bestow; ⇆ collate; ⇆ confer; ⇆ donate; ⇆ excuse; ⇆ give; ⇆ grant; ⇆ pour; ⇆ pour out; ⇆ serve; ⇆ present with; ⇆ let off; ⇆ bear; ⇆ serve drinks |
uit | ⇆ done; ⇆ for; ⇆ forth; ⇆ off; ⇆ out; ⇆ out of; ⇆ over; ⇆ through; ⇆ in a spirit of; ⇆ from; ⇆ from among; ⇆ in |