Synonyms: gieten, plengen, storten, vergieten
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) schenk | (ik) schonk |
(jij) schenkt | (jij) schonk |
(hij) schenkt | (hij) schonk |
(wij) schenken | (wij) schonken |
(jullie) schenken | (jullie) schonken |
(gij) schenkt | (gij) schonkt |
(zij) schenken | (zij) schonken |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) schenke | (dat ik) schonke |
(dat jij) schenke | (dat jij) schonke |
(dat hij) schenke | (dat hij) schonke |
(dat wij) schenken | (dat wij) schonken |
(dat jullie) schenken | (dat jullie) schonken |
(dat gij) schenket | (dat gij) schonket |
(dat zij) schenken | (dat zij) schonken |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
schenk | schenkt |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
schenkend, schenkende | (hebben) geschonken |
Mevrouw is intussen binnengekomen en schenkt thee.
Hij schonk sherry uit een kristallen karaf en gaf hun ieder een glas.
Later op de middag voelden ze zich moe en werden stil totdat Helen thee ging schenken.
Hij schonk wijn.