Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uitgaan van

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
guess
;
presume
; ;
surmise
; ; ; ;
🔗 De politie zegt uit te gaan van een misdrijf.
(uitlopen)
go out
🔗 U wist dat Molly met andere mannen uitging?
(doven; uitdoven)
expire
🔗 Het is nu bezig uit te gaan.
(aflopen; verlopen; ten einde lopen)
expire

DutchEnglish
uitgaan van emanate from; originate from; originate with; start from
uitgaan date; die; die down; egress; expire; fail; give out; go out; go places; originate; be over; come of