Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word springpaard

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Je kunt kiezen uit een paard, een loper, een toren en een dame.
🔗 De vreemdeling op het zwarte paard glimlachte.
(barsten; bersten; openbarsten; scheuren)
;
(scheuren)
(ontploffen; exploderen)
🔗 Dan zullen wij deze wand met dynamiet laten springen.
;
🔗 Ik sprong dus de struiken in.

DutchEnglish
springpaard fencer; jumper; vaulting‐horse
paard gee‐gee; horse; knight; nag; vaulting‐horse
springen blow out; blow‐out; bolt; bounce; bound; break; burst; caper; cavort; crack; explode; explosion; fly apart; frisk; gambol; hop; jump; leap; spring; start; rupture; saltation; skip; snap; chap; spout; go smash