Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word scheen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
scheen
shin‐bone
;
tibia
(blinken; prijken; stralen)
🔗 De zon scheen toen hij op weg ging maar het was zo zwart als de nacht in de tunnel.
(lichten);
gleam
🔗 De maan was al opgekomen en scheen op de open plek.
(lijken);
🔗 De westelijke weg schijnt de gemakkelijkste.

DutchEnglish
scheen shank; shin
iemand het vuur na aan de schenen leggen make it hot for; press somebody hard; push somebody hard; make things warm for somebody; make it warm for somebody
scheenbeschermer shin‐guard; shin pad
schijnen appear; gleam; seem; shine