Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word bestanddeel
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(component) | component ; ; ; | |
(element) | ||
(ingrediënt) | component ; ; ; | |
(aandeel; portie; rantsoen; taks) | share ; | |
🔗 En de blanken zouden hun deel moeten aannemen als ze de Seneca’s niet wilden kwetsen. | ||
(band; boekdeel; volumen) | ||
🔗 Zodra ik de gelegeheid had het te lezen, ontdekte ik dat het voldoende was voor twee delen. | ||
(gedeelte; onderdeel; part; stuk) | ; ; | |
🔗 Een deel van de staart ontbrak. | ||
component ; ; entry ; flake ; ; ; ; snippet | ||
movement | ||
(dorsvloer) | threshing‐floor | |
🔗 Op dat moment keilde hij de vork de deel over en schreeuwde dat ik weg moest wezen. |
Dutch | English |
---|---|
bestanddeel | ⇆ component; ⇆ component part; ⇆ constituent; ⇆ constituent part; ⇆ constitutive part; ⇆ element; ⇆ ingredient; ⇆ part |
deel | ⇆ allowance; ⇆ apanage; ⇆ board; ⇆ cut; ⇆ dividend; ⇆ divvy; ⇆ dole; ⇆ lot; ⇆ moiety; ⇆ movement; ⇆ part; ⇆ portion; ⇆ proportion; ⇆ quota; ⇆ volume; ⇆ section; ⇆ share; ⇆ slice; ⇆ deal; ⇆ threshing‐floor; ⇆ whack |
grondbestanddeel | ⇆ fundamental part |
hoofdbestanddeel | ⇆ staple; ⇆ main constituent |