Informatie over het woord weggehen (Duits → Esperanto: foriri)

Synoniemen: fortgehen, heimgehen, verscheiden, sich entfernen

Uitspraak/ˈʋɛɡɡeːən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) gehe weg(ich) ging weg
(du) gehst weg(du) gingst weg
(er) geht weg(er) ging weg
(wir) gehen weg(wir) gingen weg
(ihr) geht weg(ihr) gingt weg
(sie) gehen weg(sie) gingen weg
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) gehe weg(ich) ginge weg
(du) gehest weg(du) gingest weg
(er) gehe weg(er) ginge weg
(wir) gehen weg(wir) gingen weg
(ihr) gehet weg(ihr) ginget weg
(sie) gehen weg(sie) gingen weg
Gebiedende wijs
(du) geh weg
(ihr) geht weg
gehen Sie weg
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
weggehend(sein) weggegangen

Voorbeelden van gebruik

Geh weg!

Vertalingen

Afrikaansvertrek
Albanees
Deensafgå; afrejse; go ud; rejse bort
Engelsgo away; leave
Esperantoforiri
Faeröersfara avstað
Franspartir; s’en aller; filer
IJslandsfara
Italiaansandarsene; partire
Latijnabaetere; abire; abitere; abscedere
Maleisberangkat
Nederlandsafgaan; heengaan; ervandoor gaan; vertrekken; weggaan; zich verwijderen; opstappen
Noorsdra bort
Papiamentssali
Poolsusunąć
Portugeesafastar‐se; ausentar‐se; partir; retirar‐se
Roemeenspleca; se îndepărta
Russischуехать
Saterfriesouraisje; wächgunge
Schots-Gaelischfàg; falbh; imich
Spaansausentarse; irse
Thaisออก; ละ
Turksbırakmak
Westerlauwers Friesfuortgean; ôfsette; ôfstekke
Zweedsge sig iväg