Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord waarzeggen
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(beduiden; voorspéllen; voorzéggen; profeteren; vooruitzeggen) | ; foretell ; ; ; augur ; | |
🔗 Maar weet je waar hij is? | ||
commodity ; ware | ||
(eigenlijk; heus; waarachtig) | ; | |
🔗 Dat kan toch niet waar zijn! | ||
🔗 En waar is je baas? | ||
(alwaar) | ||
🔗 Hij weet wel waar. | ||
(waarheen) | ||
🔗 En bovendien gaat een heer waar hij wil! | ||
(waarheen) | ||
waarzegger | fortune teller | |
waarzegger | ||
(spreken; vertellen) | ; | |
🔗 Zeg me wie u bent! | ||
🔗 Ik stond stil en zei hem gedag. | ||
🔗 Roep nu mijn knecht Bekir en zeg hem wat hij doen moet. | ||
🔗 Wat zeg je daarvan? |
Nederlands | Engels |
---|---|
waarzeggen | ⇆ tell fortunes |
waar | ⇆ anyplace; ⇆ anywhere; ⇆ commodity; ⇆ real; ⇆ true; ⇆ right; ⇆ truthful; ⇆ veracious; ⇆ veritable; ⇆ very; ⇆ ware; ⇆ where; ⇆ whereabouts; ⇆ whither; ⇆ truly; ⇆ wares; ⇆ stuff; ⇆ as; ⇆ since |
waarzegger | ⇆ fortune teller; ⇆ soothsayer |
waarzegging | ⇆ divination; ⇆ fortune‐telling; ⇆ soothsaying |
zeggen | ⇆ bid; ⇆ pronounce; ⇆ put; ⇆ say; ⇆ speak; ⇆ tell; ⇆ saying |