Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord uitweg
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(op; van; vanuit) | ; | |
🔗 Hij liep snel het hotel uit. | ||
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens) | ; ; ; | |
🔗 Dat deed hij uit berekening. | ||
(over; voort; weg; verwijderd) | ; | |
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit. | ||
; | ||
🔗 De lampen waren uit. | ||
(baan) | ||
🔗 Je kan hem overal verloren hebben op de weg. | ||
(heen; voort; verwijderd; henen; uit) | ; | |
; | ||
; ; ; pathway ; | ||
🔗 President Trump baande zich een weg naar de kerk. | ||
; | ||
🔗 Er was geen weg terug. | ||
(route) | ||
🔗 Hij vroeg de weg naar Lyon. |
Nederlands | Engels |
---|---|
uitweg | ⇆ answer; ⇆ bolt‐hole; ⇆ escape; ⇆ escapement; ⇆ expedient; ⇆ issue; ⇆ let‐out; ⇆ loophole; ⇆ outfall; ⇆ outlet; ⇆ solution; ⇆ vent; ⇆ way out |
uit | ⇆ done; ⇆ for; ⇆ forth; ⇆ off; ⇆ out; ⇆ out of; ⇆ over; ⇆ through; ⇆ in a spirit of; ⇆ from; ⇆ from among; ⇆ in |
weg | ⇆ avaunt; ⇆ avenue; ⇆ away; ⇆ course; ⇆ done for; ⇆ gone; ⇆ haul; ⇆ inlet; ⇆ lost; ⇆ off; ⇆ out; ⇆ path; ⇆ pathway; ⇆ road; ⇆ way; ⇆ track; ⇆ route; ⇆ tract; ⇆ out of the way |