Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord pakken

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(beetpakken);
grasp
ekteni
🔗 Hij probeerde het te pakken.
(beetkrijgen; opvangen; vangen; vastpakken; vatten); ;
grasp
(emballeren; inpakken; verpakken)
(aanvatten; nemen; vatten)
lay hold of
; ;
🔗 Pak een van die speren en volg me!
(vangen; betrappen);
🔗 Als we gepakt worden, wat kunnen we dan verwachten?
(aangrijpen; grijpen; vastgrijpen);
grab
;
grasp
; ; ;
nab
;
🔗 Het monster krijgt ons toch nog te pakken!
(beginnen aan; beginnen met; overgaan tot); ; ;
(aangrijpen; aanvallen; attaqueren);
🔗 Naast Russische personen en organisaties pakt de EU nu ook bedrijven uit China, India en Turkije aan.
(behandelen); ;
;
take away
; ; ;
🔗 Hun paspoort werd afgepakt en ze moesten tot twintig uur per dag in een bordeel werken.
(grijpen; vatten)
grasp
;
🔗 Hij pakte de vier hoeken van de mantel beet, zwaaide deze als een zak over zijn schouder en hield zijn hand uit voor zijn toorts.
(pakken)
grapple
;
grasp
ekteni
(emballeren; pakken; verpakken);
wrap up
🔗 Komaan jonge vriend, pak de spullen in en ga mee.
pack together
kunigi dense
(aanhouden; arresteren; inrekenen; in hechtenis nemen)
🔗 Zeker twaalf mensen werden opgepakt.
(dracht; gewaad; kostuum);
🔗 Hij stapte naar zijn hut en tien minuten later ging hij met een net pak aan de wal op.
(pakket); ;
🔗 Zorg dat je op tijd bent en neem een pak brood mee voor tussen de middag.
; ;
stratum
🔗 Delen van Groot‐Brittannië zijn zaterdag bedekt onder een pak sneeuw tot 35 centimeter dik, wat leidde tot verstoring van het lucht‐ en wegverkeer.
warehouse
🔗 En er waren geen pakhuizen, en er was ook geen markt.
;
stringent
;
tense
;
tight
; ;
streĉa
unpack
elpaki
🔗 Hij ging dus tegen een dikke boom zitten en pakte zijn maaltje uit.
(uitkomen)
🔗 Dat president Trump blijft volhouden dat dit het geval is, kan dus averechts uitpakken voor zijn partij.
(pakken; vatten)
(emballeren; inpakken; pakken);
wrap up
;
🔗 Ook werd er boter in verpakt.
(grissen; kidnappen)
hijack

NederlandsEngels
pakken bale; ball; bind; bite; capture; catch; catch hold of; catch on; clutch; crowd; cuddle; fetch; get; get hold of; grab hold of; grasp; grip; hug; lay hold of; pack; pack up; pinch; seize; seize hold of; snatch; squeeze; stow; take; take hold of; take on; tell
als ik hem te pakken krijg if I can get hold of him; if he ever falls into my clutches
het gauw te pakken hebben soon get the trick of it
het te pakken hebben have caught a cold
hij heeft het zwaar te pakken it’s hit him very hard; he has pot it badly
iemand te pakken nemen make a fool of somebody; pull somebody’s leg; take somebody in
te pakken krijgen catch; catch hold of; cop; get; get at; get hold of; grab hold of; lay hands on; lay hold of; pick up; seize hold of; take hold of; run to earth
aanpakken address; address oneself to; approach; attack; bestir oneself; buckle down to; buckle to; catch hold of; collar; deal with; fall to; get down to; get hold of; go at it; grab hold of; grapple with; handle; hustle; knuckle down to; lay hold of; seize; seize hold of; tackle; take hold of; tell upon; wire away; wire in; sail into; set one’s hand to; tell; try; turn to; turn one’s hand to
afpakken poach; snatch; snatch away
beetpakken grapple; grasp; grip; gripe; seize; take hold of; get hold of
inpakken cover up; do up; muffle; muffle up; pack; packing; parcel; parcel up; put up; wrap up; wrap; pack up
opeenpakken box up; crowd; pack together
oppakken catch hold of; get hold of; grab hold of; lay hold of; pull up; seize hold of; take hold of; round up; take up; pick up; run in; arrest
overpakken re‐pack; pack again
pak bundle; burden; costume; fardel; pack; package; parcel; suit; wad; swag; packet; load; bag
pakhuis packing‐house; pantechnicon; storehouse; warehouse
pakkamer packing‐room
pakkans chance of getting caught; chance of being arrested
pakkend arresting; catching; catchy; fetching; telling; taking; gripping; fascinating
pakkist case; packing‐case
pakloon packing‐charges
paknaald packing‐needle
pakpapier brown paper; cap; packing‐paper
paktouw twine
pakzolder storage loft
samenpakken conglomerate; jam; pack; pack up; pack together
uitpakken pan out; unpack; single out; uncase; unwrap; undo; work out; entertain
vastpakken seize; take hold of; grip
verpakken pack; package; put up; wrap up
volpakken stow
wegpakken snatch