Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord bewoner

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
compatriot
(inwoner); ;
denizen
🔗 Gelukkig, het ziet ernaar uit dat de bewoner thuis is.
mountaineer
🔗 De bergbewoners waren ongeveer twaalf man sterk, en ze waren gewapend met ruwe houten knotsen en speren en bijlen met stenen koppen.
mountaineer
inhabit
loĝi en
(dorpeling)
🔗 Toen de dorpsbewoners ’s morgens ontwaakten, zagen ze aanstonds dat de oogst verloren was.
(Martiaan)
Martian
🔗 En impulsief, zoals dat mijn gewoonte is, sprong ik nu achter het beschuttende totsblok vandaan en begaf me snel naar de lijken van de omgekomen groene Marsbewoners, met in mijn geest al een goedomlijnd plan de campagne.
co‐occupant
woonwagenbewoner
<inhabitant of a trailer camp>

NederlandsEngels
bewoner denizen; dweller; habitant; inhabitant; inmate; occupant; occupier; resident; tenant
aardbewoner eartling; tellurian
bergbewoner mountaineer
bewonen be in occupation of; inhabit; occupy; live in; dwell in; reside in
bosbewoner forester; forest‐dweller
dalbewoner dalesman
dorpsbewoner villager
grensbewoner borderer; frontier inhabitant
holbewoner cave‐dweller; caveman; troglodyte
hoofdbewoner principal occupier
hutbewoner cottager
kustbewoner inhabitant of the coast
Marsbewoner Martian
medebewoner inmate; co‐occupant
moerasbewoner bog‐trotter
oeverbewoner riparian
plattelandsbewoner countryman; rural resident
stadbewoner town‐dweller; oppidan; city‐dweller
stadsbewoner oppidan; city‐dweller; townsman
steppebewoner inhabitant of the steppe
tentbewoner tent dweller
waterbewoner aquatic animal
woonwagenbewoner <inhabitant of a trailer camp>
woudbewoner backwoodsman