Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord bewonen

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
inhabit
loĝi en
compatriot
(inwoner); ;
denizen
🔗 Gelukkig, het ziet ernaar uit dat de bewoner thuis is.
habitation
(huizen; resideren; woonachtig zijn); ; ; ;
🔗 Ik woon bij u in de straat.
(resideren)
rezidi

NederlandsEngels
bewonen be in occupation of; dwell in; inhabit; live in; occupy; reside in
bewoner denizen; dweller; habitant; inhabitant; occupant; occupier; resident; tenant; inmate
bewoning habitation; inhabitation; occupancy; occupation
wonen abide; dig; dwell; house; live; lodge; reside; stay