Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord plug

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
plug
(spark plug; sparking‐plug)
plug
(tampon)
tampon
plug
(electric plug; stopper)
; ; ;
plug
(block; clog; stop up; choke; congest; fill; stuff; tamp; stop; stopper)
; ;
ŝtopi
plug
(peg; spigot; stopgap)
banana plug
(banana jack)
butt plug
plug in
(connect; connect up; assemble)
spark plug
(plug; sparking‐plug)
fire‐plug
fire‐plug
sparking‐plug
(plug; spark plug)

EngelsNederlands
plug aanbeveling; bougie; contactdoos; dichtstoppen; een kogel jagen door; neerknallen; neerschieten; plombe; plomberen; plug; pluggen; prop; pruim; reclame maken voor; stekker; stop; stoppen; tampon; tamponneren; tandvulling; tap; verstoppen
banana plug banaanstekker
butt plug buttplug
jack plug enkelvoudige stekker; jack
multiple plug dubbelstekker
plug away ploeteren
plug in aansluiten; de stekker in het stopcontact steken van; inschakelen
plug up plomberen
pull the lavatory plug de WC doortrekken
pull the plug de WC doortrekken; dóórtrekken
pull the plug on afblazen; erbij lappen; laten vallen
spark plug bougie
spark plug cable bougiekabel
three‐way plug driewegstekker
ear‐plug oordopje
fire‐plug brandkraan
plug‐connection stopcontact
sparking‐plug bougie
unplug de stekker uit het stopcontact trekken van