Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord humour

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
humour
(mood; temper)
humour
(wit; mood)
;
humorous
(witty)

EngelsNederlands
humour grappigheid; gril; humeur; humor; lichaamsvocht; luim; stemming; tactvol naar zijn hand zetten; toegeven; toegeven aan; vocht; zich schikken naar; zijn zin geven
bathroom humour onderbroekelol
be in a bad humour in een kwade luim zijn
be out of humour in een boze bui zijn; in een kwade bui zijn
good humour goede stemming; opgeruimdheid; vrolijkheid
in a good humour in zijn humeur
out of humour in een slechte bui; niet in zijn humeur; uit zijn hum; uit zijn humeur
out of humour with boos op
vitreous humour glasachtig lichaam; glasvocht
good‐humoured goedgehumeurd; joviaal; opgeruimd
humorist humorist
humorous geestig; grappig; grillig; humoristisch; luimig
humoursome gemelijk; grillig
ill‐humoured slechtgehumeurd