Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord floor

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(storey);
🔗 On which floor is each of the following persons and what is the room number?
🔗 There were four walls, a floor and a roof, which made one room.
(audience; auditory); ;
toehoorders
(floor‐timber)
(throw down)
🔗 I am still hoping that some skeleton will emerge from the cupboard to floor Johnson’s ambition.
first floor
(ground‐floor; ground level)
(plan)
(mozaic floor)
🔗 If one did not look too closely, the huge room could have been in a palace, with its tall marble fireplaces and its golden lamps hanging from the domed ceiling, its colourful tapestries and intricately patterned mosaic floor.
top floor
supra etaĝo
(standard lamp; stand lamp)
ground‐floor
(parterre)
ground‐floor
(first floor; ground level)
ground‐floor
unua etaĝo
threshing‐floor
;

EngelsNederlands
floor bevloeren; bodem; eronder krijgen; etage; het winnen van; in de war maken; op de grond werpen; platslaan; verdieping; verslaan; vloer; vloeren; zaal
first floor begane grond; benedenste verdieping; benedenverdieping; parterre
floor exercise grondoefening; vloeroefening
floor heating vloerverwarming
floor mop zwabber
floor plan plattegrond
floor show floorshow
get the floor het woord krijgen
have the floor het woord hebben
hold the floor het woord voeren
mosaic floor mozaïekvloer
on the shop‐floor binnen het bedrijf
parquet floor parketvloer
take the floor with de vloer aanvegen met
tiled floor tegelvloer
top floor bovenste verdieping; bovenverdieping
upper floor bovenverdieping
wipe the floor with de vloer aanvegen met
wipe the floor with somebody de vloer met iemand aanvegen
floorboard vloerplank
floor‐cloth dweil; linoleum; vloerzeil; vod; zeil
floor‐covering vloerbedekking
floorer netelige vraag
flooring bevloering; vloer
floor‐lamp schemerlamp; staande lamp
floor‐mat vloermat
floor‐polish vloerwas
floor‐polisher vloerwrijver
floor‐space vloeroppervlakte
floor‐tile vloertegel
floor‐walker afdelingschef; winkelchef
ground‐floor begane grond; bel‐etage; benedenhuis; benedenste verdieping; benedenverdieping; parterre
threshing‐floor deel; dorsvloer