Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord cohabit
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
cohabit (live together) | kunloĝi | |
cohabit (huddle) | ; | kunvivi |
(trick) | ; | |
(fashion; practice; wont) | ||
🔗 But she had to keep it hidden from her mother, who hated the habit. |
Engels | Nederlands |
---|---|
cohabit | ⇆ als man en vrouw leven; ⇆ als man en vrouw wonen; ⇆ coïteren; ⇆ samenwonen |
habit | ⇆ aanwensel; ⇆ dracht; ⇆ gebruik; ⇆ gesteldheid; ⇆ gewoonte; ⇆ habijt; ⇆ habitus; ⇆ hebbelijkheid; ⇆ kleed; ⇆ pij; ⇆ rijkleed; ⇆ verslaving |