Niederländisch–Deutsches Wörterbuch

Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes waaien

Niederländisch	Deutsch (indirekt übersetzt)	Esperanto
waaien (blazen)	Blasen ; Wehen	blovado
waaien (wannen)	fächeln ; wedeln	ventumi
waaien (blazen; blazen op)	blasen ; wehen ; pusten	blovi
🔗 Op dat moment woei er een kille windvlaag om de hoek, die een groot aantal papiertjes meevoerde.
waaier	Fächer	ventumilo
🔗 Als reusachtige waaiers sloegen zijn machtige vleugels door de lucht en Baree voelde zich plotseling de hoogte in gaan.
wegwaaien	verwehen ; verweht werden ; fortgeblasen werden	forbloviĝi
🔗 Bij veel woningen zijn alle dakpannen weggewaaid.