Niederländisch–Deutsches Wörterbuch

Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes varen

Niederländisch → Deutsch
  
NiederländischDeutsch (indirekt übersetzt)Esperanto
(navigeren)
;
mit dem Schiff fahren
🔗 Dat hoef je ook niet te doen, als je op de Yazilissa vaart.
Farn
;
Farnkraut
;
Farrenkraut
🔗 Vooral varens doen het opmerkelijk goed.
sich befinden
🔗 Hoe ben jij gevaren?
🔗 Het schip kan zó niet verder varen.
(lopen)
🔗 Wat is er in die Joost gevaren?
Adlerfarn
🔗 Ook waren er sporen van adelaarsvaren.
Brachsenkraut
einfahren
🔗 De haven die ze waren binnengevaren, lag bij de monding van een kleine, trage rivier, waarvan de oevers dicht waren begroeid met hoge, slanke palmen en dicht struikgewas.
zerbrechlicher Blasenfarn
(aflopen; gaan door)
durchgehen
;
durchqueren
;
hindurchgehen
;
durchgehen durch
;
hindurchgehen durch
;
führen durch
;
;
Schwarzwurzelfarn
java filiko
(azolla)
Algenfarn
brauner Streifenfarn
transveturigi
Straußenfarn
;
Straußfarn
(uitlopen);
🔗 Hij vaart morgenvroeg uit.
(fulmineren; razen; tekeergaan)
stürmen
; ;
rasen
;
wüten
🔗 Ze durfde het beslist niet tegen moeder te vertellen, want ook daarvoor zou moeder tegen haar uitvaren.
(boot; schip)
🔗 Dat nieuwtje vloog over het hele vaartuig.
(zeeman)
Seemann
;
🔗 De varensgast nam het pijpje uit de mond, blies een dikke rookwolk weg, sloeg het glaasje brandewijn dat hij voor zich had staan in één teug naar binnen en vroeg mij na deze voorbereiding waarom ik mij niet bediend had van het mes dat voor mij stond.
(janmaat; zeeman; zeevaarder; varensgast)
Seemann
;
🔗 Ben jij varensgezel?
(doorgaan met; onderhóúden; verder gaan met; vervolgen; voortgaan; voortgaan met; laten voortduren);
fortführen
;
fortsetzen
;
weiterführen
🔗 „Hij had niets met vergunningen te maken, zei hij” voer de ambtenaar eerste klasse voort.
(vrachtboot; vrachtschip);
Walfangschiff
🔗 De bemanning van een walvisvaarder wordt dan ook streng gekeurd.
Walfänger
🔗 Jamie kwam uit Nantucket en stamde uit een oud geslacht van walvisvaarders.
(afrijden; uitlopen; uitvaren; wegrijden);
🔗 Bestaat de mogelijkheid om bij het aanbreken van de dag weg te varen?
(bloeien; floreren; gedijen; tieren; vooruitkomen); ; ;
glücken
;
prosperieren
welvaren
(gezondheid; goede gezondheid; wel; welstand; welzijn; welbevinden)
Wohl
;
Wohlsein
;
Wohlbefinden
;
Wohlergehen
(zeeman)
Seemann
;
🔗 Wij zijn geen volk van zeevaarders.