Niederländisch–Deutsches Wörterbuch

Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes treffen

Niederländisch → Deutsch
  
NiederländischDeutsch (indirekt übersetzt)Esperanto
(aantreffen; vinden)
🔗 Daar zul je een man treffen die je een bundel goud en een paard zal geven.
(ontmoeten)
(halen; raken)
🔗 De man met het zwaard wachtte op een kans om toe te slaan zonder het risico te lopen dat hij de soldaten trof.
(gevecht; kamp; slag); ;
🔗 In het verleden heeft dit treffen al eenenveertig maal plaatsgehad.
(ontmoeting)
Begegnung
🔗 Maar dat is een informeel treffen.
(aanwenden; toepassen)
anwenden
; ;
verabreichen
;
auftragen
; ;
(boffen; geluk hebben)
Glück haben
esti bonŝanca
🔗 Ik tref het!
(zich opmaken; zich voorbereiden; zich prepareren; zich aangorden)
🔗 Zo niet dan kun je maar beter je voorbereidingen gaan treffen.
(treffen; vinden)
🔗 Hij zei dat wij de man hier zouden aantreffen.
(te boven gaan; uitblinken; uitmunten; voorbijstreven; overstijgen)
bewältigen
;
überflügeln
;
übersteigen
;
überragen
;
übertreffen
🔗 Lieve help, u zult straks meneer Bilbo nog overtreffen.
übertrumpfen
(sprekend)
auffällig
;
grell
;
frappant
(doelpunt; goal);
Treffer
🔗 Enkele minuten later zorgde Lutsharel Geertruida voor de tweede treffer.
trefpunt
Zielpunkt