English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word stagger

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
stagger
(amaze; astonish)
; ;
stagger
(hesitate; waver; falter; rock; totter; vacillate; wobble; lurch)
;
stagger
(stumble)
duonfali
stagger
(appal; dismay; puzzle; alarm; dumbfound; stun; stupefy; disconcert; startle; take aback; astound; unnerve; upset; discomfit)
; ; ; ; ;
van streek brengen
staggering
(amazing; uncanny; awe‐inspiring)
; ; ; ;
staggerweed
(cushag; tansy ragwort; Saint James’ weed; benweed; common ragwort; cankerwort; stammerwort; mare’s fart)
staggerweed
(field woundwort)

EnglishDutch
stagger aan het wankelen brengen; faseren; op verschillende tijden doen vallen; spreiden; suizebollen; trapsgewijs plaatsen; versteld doen staan; waggelen; wankelen; wankeling; zigzag plaatsen
blind staggers draaiziekte; kolder
it fairly staggered them daar stonden ze van te kijken
stagger somebody iemand versteld doen staan
stagger with sleep tollen van de slaap
staggering schrikbarend; spreiding; versteld doen staand; waggelend
staggers draaiziekte; duizeligheid; kolder
staggerweed Jakobskruid; Jakobskruiskruid; akkerandoorn