English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word shooting

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(firing; fire; gun‐fire; fusillade);
🔗 Shootings are not uncommon in South Africa.
(film);
(down; shoot down; bring down);
(fire)
🔗 Why don’t you shoot him now?
(shoot dead; shoot to death);
(sprout); ;
uitspruitsel

EnglishDutch
shooting doodschieten; jacht; opname; schieten; schietend; schietpartij
go shooting op jacht gaan
partridge shooting patrijzejacht
pheasant shooting fazantejacht
shooting pain scheut
shooting pains scheuten
shooting star vallende ster; verschietende ster
snipe shooting snippejacht
duck‐shooting eendejacht
hare‐shooting hazejacht
rabbit‐shooting konijnejacht
shoot afschieten; dief; doodschieten; doorschíéten; draaien; filmen; fotosessie; fusilleren; injecteren; jacht; jachtpartij; jagen; kieken; loot; neerknallen; neerleggen; neerschieten; nemen; opnemen; scheren; scheut; schieten; schietpartij; schietwedstrijd; schoot; spier; spuiten; steken; stortbak; storten; telg; uitgooien; uitlopen; uitschieten; uitspruiten; uitspruitsel; uitwerpen; verschieten; voorschuiven; wegschuiven; werpen
shooting‐box jachthuis
shooting‐brake combi
shooting‐club schutterij
shooting‐competition schietwedstrijd
shooting‐gallery schietbaan; schietlokaal; schietsalon; schiettent
shooting‐iron schietijzer
shooting‐licence jachtakte
shooting‐match prijsschieten; schietwedstrijd
shooting‐party jachtpartij
shooting‐range schietbaan
shooting‐rights jachtrecht
shooting‐script draaiboek
shooting‐season jachttijd
shooting‐stick zitstok