English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word practitioner

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
practitioner
general practitioner
(family doctor; GP)
;
tax practitioner
(tax consultant; tax advisor)
(exert; put into practice); ; ; ;
zich oefenen in
ekzerci sin al
🔗 Practise the following sentences.

EnglishDutch
practitioner beoefenaar; praktizerend advocaat; praktizerend geneesheer
general practitioner arts; huisarts; huisdokter; praktizerend geneesheer
legal practitioner praktizerend advocaat
medical practitioner dokter; medicus; praktizerend geneesheer
practitioner room praktijkruimte
tax practitioner belastingadviseur
practise beoefenen; betrachten; dokteren; een praktijk uitoefenen; gebruiken; in praktijk brengen; instuderen; oefenen; praktizeren; studeren; studeren op; uitoefenen; zich oefenen; zich oefenen in; zich oefenen op