English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word poor

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(dismal; miserable; pitiful; unenviable; piteous);
(bad; miserable; nasty; wrong)
🔗 In the ensuing centuries, Iceland became one of the poorest countries in Europe.
; ; ;
(in short supply; scanty; scarce; few; scant; thin; sparse);
(inadequate; insufficient; meagre; scarce; short);
nesufiĉa
(rotten; ugly; horrendous; horrid; lousy; shitty; trashy; no good; wretched; awful);
kloten‐
;
kut‐
; ;
pokken‐
;
rot‐
;
shit‐
; ;
🔗 I think one thing that that was to be expected is the poor Russian troop morale.
poor devil
(pauper; poor man; wretch)
; ;
poor man’s asparagus
(good king Henry; perennial goosefoot; Lincolnshire spinach; English mercury; mercury goosefoot)
poor man’s barometer
(scarlet pimpernel; red pimpernel; red chickweed; poor man’s weather‐glass; shepherd’s weather‐glass; shepherd’s clock)
poor man’s mustard
(garlic mustard)
poor man’s weather‐glass
(scarlet pimpernel; red pimpernel; red chickweed; poor man’s barometer; shepherd’s weather‐glass; shepherd’s clock)
impoverish
(retard; ruin)
doen mislukken
;
malprosperigi

EnglishDutch
poor arm; armelijk; armetierig; armoedig; armtierig; armzalig; behoeftig; ellendig; erbarmelijk; gering; mager; min; minvermogend; noodlijdend; óvergieten; pover; schamel; schraal; slecht; treurig; verschraald; zielig
as poor as Job doodarm; zo arm als Job; zo arm als de mieren; zo arm als een kerkrat
poor as a church mouse straatarm
poor consolation schrale troost
poor devil arme bliksem; arme donder; arme drommel; arme duivel; armoedzaaier; stakker; stakkerd
poor in arm aan
poor in spirit arm van geest; armen van geest
poor man’s asparagus brave hendrik
poor man’s barometer rood guichelheil
poor man’s mustard look‐zonder‐look
poor man’s weather‐glass rood guichelheil
the poor de armen; de misdeelden
impoverish uitputten; verarmen
poor‐box bus; offerblok; offerbus
poorhouse armenhuis; armhuis
poorly armelijk; armoedig; erbarmelijk; gebrekkig; magertjes; minnetjes; pover; povertjes; schraal; schraaltjes; slecht; ziekelijk
poorness armelijkheid; armoede; armoedigheid; armzaligheid; behoeftigheid; erbarmelijkheid; poverheid; schraalheid; treurigheid
poor‐rate armenbelasting
poor‐relief armenzorg
poor‐spirited lafhartig; zonder durf
salt‐poor zoutarm