English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word pet dog

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 In the lead were five dogs, straining at their leashes, digging their paws into the sparsely grassed dirt, slipping now and then.
(canine)
honde‐
;
honden‐
(haunt)
🔗 Then there is the corruption that experts say has dogged the Russian military for years.
(coddle; pamper; indulge; cherish);
(pet animal)
(caress; chuck; fondle; stroke; snog; soothe)

EnglishDutch
pet dog lievelingshond
dog achtervolgen; gedrocht; hond; kerel; mannetje; misbaksel; monster; op de hielen zitten; op de voet volgen; rekel; rotzooi; troep; vervolgen; zijn gangen nagaan
pet aanhalen; boze bui; geliefd; gezelschapsdier; huisdier; kroelen; kwade luim; liefkozen; lieveling; lievelingsdier; lievelings‐; schat; troetelen; troetelkind; vertroeteld; vertroetelen; vrijen; vrijen met