Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vrijen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(vrijen met)
make love
🔗 Je mag met me vrijen.
(het hof maken; verkering hebben);
(vrijen)
make love
(hofmakerij; verkering; vrijage; vrijerij)
courtship
(los; op vrije voeten);
at large
🔗 Een 58‐jarige vrouw uit Langenboom, die wordt verdacht van mishandeling van een aantal pleegkinderen, is weer vrij.
(los)
loza
(los)
loose
malstreĉita
(leeg; onbezet; open);
unoccupied
;
(gratis; kosteloos)
(ongedwongen; ongegeneerd; vrijmoedig; vrijpostig)
carefree
;
free and easy
;
relaxed
vrijage
(hofmakerij; verkering; vrijerij)
courtship
vrijerij
(hofmakerij; verkering; vrijage)
courtship

DutchEnglish
vrijencourt; courtship; make love; neck; necking; pet; petting; snog; spoon; woo; wooing
vrijen metmake out with; pet; make love to; go out with
voetjevrijenplay footsie
vrijat large; at liberty; clear; disengaged; exempt; exposed; fairly; footloose; free; freely; heart‐whole; in the clear; loose; off duty; open; open‐ended; pretty; quit; rather; tolerably; unfettered; unlimited; unoccupied; unrestricted; untinged; vacant; self‐contained; uncommitted; unconventional; unengaged; at leisure; not engaged; leisure; spare; idle
vrijagewooing; courtship
vrijendkissing; cuddling
vrijerijcourtship; necking; snog; love‐making
vrijpartijpetting; necking