English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word operator

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
🔗 Most of the arithmetic operators are binary.
tour operator
(control; work; enable; implement; actuate)
(process)
operate
🔗 The Ukrainian air force has continued to operate despite Russian air superiority.

EnglishDutch
operator bediener; bestuurder; bewerker; cameraman; exploitant; machinist; operateur; operator; speculant; telefonist; telegrafist
amateur radio operator radioamateur
information operator informatrice
Marconi operator marconist
pirate radio operator radiopiraat
smooth operator gladde jongen
switchboard operator telefonist; telefoniste
telegraph operator telegrafist; telegrafiste
telephone operator telefonist; telefoonjuffrouw
tour operator touroperator
wireless operator marconist; radiotelegrafist
operate bedienen; behandelen; besturen; bewerken; drijven; een operatie doen; een operatie uitvoeren; exploiteren; in beweging brengen; leiden; opereren; ten gevolge hebben; teweegbrengen; uitwerking hebben; van kracht zijn; werken; werken met