English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word mouth fissure

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
fissure
(crack; crevice; cleft; gap; split; chink)
;
🔗 And don’t keep your mouth so wide open!
; ;
uitmonding
(jaws; maw; muzzle; tunnel; gape);
(bark at)
diri bruske

EnglishDutch
mouth fissure mondspleet
fissure kloof; kloven; scheur; spleet; splijten
mouth aanblaffen; bek; declameren; gezichten trekken; in de mond nemen; mond; monding; muil; ophappen; tromp; uitgalmen; uitmonding