English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word meat‐hook

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(clasp; agraf); ;
(fish‐hook); ;
(couple; hang; secure; grasp)
;
(clasp; fasten)
🔗 I don’t buy meat anymore.

EnglishDutch
meat‐hook vleeshaak
hook aan de haak slaan; aanhaken; angel; blijven haken; bocht; boogbal; dichthaken; duim; een boogbal slaan; haak; haken; haken zetten aan; het aanleggen met; hoek; hoekstoot; kram; naar zich toehalen; sikkel; snoeimes; vasthaken; vishaak
meat diepere inhoud; eten; kost; spijs; vlees; vleesspijs; voedsel