English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word luck

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(windfall); ;
🔗 I seem to have luck with the dice.
(destiny; fate; fortune); ;
(chance; opportunity);
;
bad luck
;
good luck
veel geluk
bonan ŝancon
good luck
veel geluk
bonŝancon
(fortuitous; fortunate)
bonsorta
🔗 You are a lucky man.
;
🔗 I am lucky to be alive.

EnglishDutch
luck⇆ bof; ⇆ geluk; ⇆ mazzel; ⇆ toeval; ⇆ tref; ⇆ veine
as luck would have it⇆ het toeval wilde dat
bad luck⇆ ongeluk; ⇆ pech; ⇆ tegenspoed; ⇆ wanbof
be down on one’s luck⇆ pech hebben; ⇆ wanboffen
be in luck⇆ boffen; ⇆ geluk hebben; ⇆ gelukkig zijn
be out of luck⇆ pech hebben
best of luck!⇆ veel succes!
better luck next time⇆ de volgende keer beter
for luck⇆ tot geluk
good luck!⇆ het beste ermee!; ⇆ veel succes!
good luck⇆ bof; ⇆ buitenkansje; ⇆ geluk; ⇆ mazzel
good luck to you!⇆ het beste ermee!; ⇆ het ga je goed!
hard luck⇆ pech
have a run of bad luck⇆ pech hebben
have a streak of luck⇆ steeds geluk hebben
ill luck⇆ ongeluk; ⇆ tegenspoed
it’s the draw of the luck⇆ het is een kwestie van geluk hebben; ⇆ het is stom toeval
I was down on my luck⇆ het zat me niet mee
just my luck⇆ dat overkomt mij weer
more luck than skill⇆ meer geluk dan wijsheid
no such luck!⇆ pech gehad!
push one’s luck⇆ te veel op zijn geluk vertrouwen
sheer luck⇆ stom geluk
stroke of good luck⇆ treffer
stroke of luck⇆ bof; ⇆ buitenkansje; ⇆ opsteker; ⇆ treffer
the devil’s luck⇆ stom geluk
tough luck⇆ pech; ⇆ reuze pech
trust to luck⇆ het er maar op laten aankomen; ⇆ op zijn geluk vertrouwen
try one’s luck⇆ zijn geluk beproeven
worse luck⇆ ongelukkigerwijs; ⇆ ongelukkigerwijze
luckless⇆ onfortuinlijk; ⇆ ongelukkig
lucky⇆ fortuinlijk; ⇆ gelukaanbrengend; ⇆ gelukkig; ⇆ geluks‐