Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word gelukkig

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(fortuinlijk)
fortunately
bonŝance
(fortuinlijk)
(gelukkigerwijs; gelukkigerwijze; gelukkiglijk)
fortunately
;
🔗 Maar gelukkig is de maaltijd gereed.
;
🔗 Kun je hier bij ons niet gelukkig zijn?
;
bonsorta
(gelukzalig; zalig)
blissful
🔗 Weet u, ik geloof dat mevrouw Oliver dolgelukkig is dat ze er gisteravond bij was!
(gelukkig; gelukkigerwijze; gelukkiglijk)
fortunately
;
🔗 De ramp is gelukkigerwijs afgewend.
(gelukkig; gelukkigerwijs; gelukkiglijk)
fortunately
;
(gelukkig; gelukkigerwijs; gelukkigerwijze)
fortunately
; ;
hapless
🔗 Het schijnt dat de mensen steeds ongelukkiger worden.
(onfortuinlijk)
malbonŝanca
🔗 Het was duidelijk dat de ongelukkige toerist daar doorheen gespoeld was.
overjoyed
superfeliĉa

DutchEnglish
gelukkig auspicious; auspiciously; felicitous; fortunate; fortunately; happily; happy; luckily; lucky; mercifully; successful
gelukkig in het spel, ongelukkig in de liefde lucky at play, unlucky in love
dolgelukkig deliriously happy
gelukkigerwijs fortunately; happily; luckily
gelukkigerwijze luckily; happily; fortunately
gelukkiglijk luckily; fortunately
ongelukkig awkward; fatal; hapless; ill‐fated; ill‐omened; ill‐starred; inauspicious; luckless; unfortunate; unfortunately; unhappy; unlucky; untoward; woeful; star‐crossed; unhappily
overgelukkig over‐happy; most happy; overjoyed