English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word link

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
(bind; join; tie; tie up; associate; fasten; band; belay); ;
(connection; bond; linkage; tie);
(weblink; hyperlink)
🔗 The Indian government has directed Twitter and YouTube to block links sharing a BBC documentary, which takes a critical look at the rôle of prime minister Narendra Modī in the deadly 2002 Gujarat riots, according to local media and an adviser to the Ministry of Information and Broadcasting.
link together
(link up)
sinsekvigi
link together
konekti al
link up
(link together)
sinsekvigi
drag‐link
(draw‐bar; pull‐rod; connecting‐rod)
trekstang

EnglishDutch
link aaneenschakelen; aansluiten; band; bindmiddel; golfbaan; ineenslaan; inhaken; <lengte‐ëenheid>; liëren; link; linken; <met gras bedekte strook aan de kust>; pektoorts; schakel; schakelen; schalm; steken; toorts; verbinden; verbinding; verbindingsstuk; verenigen
be linked up with aansluiten op
connecting link tussenschakel
intermediate link tussenschakel
link in steken door
link to aansluiten op; verbinden met
link together aaneenketenen; aaneenschakelen
link up aaneenschakelen; aansluiten; verbinden; verenigen
link up with aansluiten op; verbinden met; verenigen met; zich aansluiten bij; zich verbinden met; zich verenigen met
link with aansluiten op; verbinden met
missing link ontbrekende schakel
cuff‐link manchetknoop
drag‐link stuurstang; trekstang
enlink aaneenschakelen; vast verbinden
interlink aaneenschakelen; tussenschakel
linking schakeling
linkman toortsdrager
unlink loskoppelen; losmaken; ontkoppelen