English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word gusher

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
gush
(spurt; spurt out; spout; spray; sprinkle; gush out; shoot forth)
; ; ;
ŝpruci
gush
(spurt; spray)
;
vloeistofstraal

EnglishDutch
gusher spuiter
gush dwepen; gulpen; gutsen; overdreven sentimenteel doen; stromen; stroom; uitbarsting; uitstorting; uitstromen; uitstroming