English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word give rise to
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
give rise to (cause; provoke; result in; inflict; wreak; bring) | ; ; ; ; ; ten gevolge hebben ; ; | |
(administer; grant; impart; provide; confer; allow; spare; afford; invest with; deal; fetch; yive) | ||
🔗 Give him wine. | ||
(cast; yive) | ; ; | |
🔗 I gave stern instructions that she must sit in her chair. | ||
(yive) | ||
🔗 Answer, and I give you meat at such time as you desire. | ||
(yive) | ; | |
🔗 Before we give her to Elaida, Saerin, I want to dig out as much as we can. | ||
(bring in; yive) | ||
(yield; yive) | ||
(yive) | ||
(yive) | ||
(yive) | ||
(get up; stand; stand up suddenly; get on one’s feet; arise; rise to one’s feet) | ekstari | |
🔗 He himself rose and went to stand with his back to the fire. | ||
(arise; ascend; go up) | ; ; ; ; ; ; ; | |
🔗 All of you, rise. | ||
(mount) | ||
🔗 Authorities fear the death toll could rise. | ||
; | ||
(get up) | ||
; ; | ||
(increase) | uitbreiding | |
(augment; grow; increase) | ||
(resurrect) | ; | |
(ferment; work) | ; ; | |
(rebel; revolt; mutiny) | in opstand komen | |
🔗 Our slaves will never rise against their masters. | ||
(increase) | ; | |
(bite; bite at; rise to the bait; take; take the bait) | allogaĵmordi | |
(bite; rise to the bait; take the bait; take) | ekmordi | |
; | ||
🔗 Food and non‐alcoholic beverage prices rose by 45 percent over last year while alcoholic beverage and tobacco prices jumped 47.6 percent due to an increased tax on cigarettes. | ||
English | Dutch |
---|---|
give rise to | ⇆ aanleiding geven tot; ⇆ doen ontstaan |
give | ⇆ aandoen; ⇆ aangeven; ⇆ aanrichten; ⇆ afgeven; ⇆ afnemen; ⇆ bereiden; ⇆ berokkenen; ⇆ bezorgen; ⇆ bezwijken; ⇆ doen; ⇆ doorbuigen; ⇆ doorzakken; ⇆ geven; ⇆ het begeven; ⇆ houden; ⇆ maken; ⇆ meegeven; ⇆ opgeven; ⇆ opvoeren; ⇆ schaffen; ⇆ schenken; ⇆ toedienen; ⇆ toekennen; ⇆ uitreiken; ⇆ verlenen; ⇆ veroorzaken; ⇆ verschaffen; ⇆ verstrekken; ⇆ zachter worden |
rise | ⇆ aanbijten; ⇆ beet; ⇆ bovenkomen; ⇆ de hoogte in gaan; ⇆ gaan staan; ⇆ hausse; ⇆ helling; ⇆ herrijzen; ⇆ het woord nemen; ⇆ in opstand komen; ⇆ ontspringen; ⇆ oorsprong; ⇆ op reces gaan; ⇆ opgaan; ⇆ opgang; ⇆ opklimmen; ⇆ opklimming; ⇆ opkomen; ⇆ opkomst; ⇆ oplopen; ⇆ oprijzen; ⇆ opslag; ⇆ opstaan; ⇆ opsteken; ⇆ opstijgen; ⇆ opvliegen; ⇆ overeind komen; ⇆ prijsstijging; ⇆ prijsverhoging; ⇆ promotie; ⇆ promotie maken; ⇆ rechtstaan; ⇆ rijzen; ⇆ rijzing; ⇆ salarisverhoging; ⇆ stijgen; ⇆ stijging; ⇆ toename; ⇆ toeneming; ⇆ traktementsverhoging; ⇆ uiteengaan; ⇆ uitrijzen; ⇆ verheffing; ⇆ verhoging; ⇆ verrijzen; ⇆ voortspruiten; ⇆ vooruitgaan; ⇆ vooruitkomen; ⇆ was; ⇆ wassen; ⇆ zich oprichten; ⇆ zich verheffen |