English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word flex
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
; ; | ||
🔗 The language is very flexible. | ||
English | Dutch |
---|---|
flex | ⇆ buigen; ⇆ buigen en strekken; ⇆ elektriciteitssnoer; ⇆ snoer; ⇆ spannen |
flex oneself | ⇆ zich buigen; ⇆ zich buigen en strekken; ⇆ zich oefenen; ⇆ zijn krachten beproeven |
flex one’s muscles | ⇆ zich oefenen; ⇆ zijn krachten beproeven |
flexible | ⇆ buigbaar; ⇆ buigzaam; ⇆ flexibel; ⇆ inschikkelijk; ⇆ plooibaar; ⇆ soepel; ⇆ variabel |
flexion | ⇆ bocht; ⇆ buiging; ⇆ flexie; ⇆ inflexie; ⇆ verbuiging |
flexuous | ⇆ bochtig; ⇆ weifelend |
flexure | ⇆ bocht; ⇆ buiging |