English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word fancieth

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
erarkredi
;
uit de duim zuigen
(imagine; conceive; picture; visualize; envisage);
🔗 Tom groaned louder and fancied that he began to feel pain in the toe.
(daydream; dream; muse); ;
revi

EnglishDutch
fancy aantrekkelijk vinden; denken; een hoge dunk hebben van; fantasie‐; fantasie; fantastisch; gebakje; gril; hersenschim; houden van; idee; inbeelding; inval; liefde; liefhebberij; luim; lust; sjiek; smaak; taartje; verbeelding; verbeeldingskracht; voorliefde; wanen; zich aangetrokken voelen tot; zich een denkbeeld vormen van; zich inbeelden; zich verbeelden; zich voorstellen; zin; zin hebben in; zin krijgen in