Information about the word 'zich voorstellen' [dut] (epo: imagi)

Synonyms: bedenken, zich verbeelden, zich indenken

Part of speech	reflexive verb

Conjugation

Indicative mood
Present tense	Past tense
(ik) stel mij voor	(ik) stelde mij voor
(jij) stelt je voor	(jij) stelde je voor
(hij) stelt zich voor	(hij) stelde zich voor
(wij) stellen ons voor	(wij) stelden ons voor
(jullie) stellen ons voor	(jullie) stelden ons voor
(gij) stelt u voor	(gij) steldet u voor
(zij) stellen zich voor	(zij) stelden zich voor
Subjunctive mood
Present tense	Past tense
(dat ik) mij voorstelle	(dat ik) mij voorstelde
(dat jij) je voorstelle	(dat jij) je voorstelde
(dat hij) zich voorstelle	(dat hij) zich voorstelde
(dat wij) ons voorstellen	(dat wij) ons voorstelden
(dat jullie) ons voorstellen	(dat jullie) ons voorstelden
(dat gij) u voorstellet	(dat gij) u voorsteldet
(dat zij) zich voorstellen	(dat zij) zich voorstelden
Imperative mood
Singular/Plural	Plural
stel je voor	stelt je voor
Participles
Present participle	Past participle
zich voorstellend, zich voorstellende	(hebben) zich voorgesteld

Men stelle zich dus zijn ontsteltenis voor toen de bui van een andere kant dreigde op te zetten.

Ik had het me héél anders voorgesteld.

Kun je je een andere vervoersmogelijkheid voorstellen?

Toen stelde hij zich voor wat er zou gebeuren als hij dat niet kon.

Nee, ik kan me totaal niet voorstellen hoe het kwam dat Andy uit de vliegopleiding gezet werd.

Stel je eens voor dat er inderdaad een schat begraven lag?

Ik kan mij geen ergere straf voorstellen.