Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word smaak

Dutch	English (translated indirectly)	Esperanto
smaak	good taste	bongusto
smaak	taste ; flavour ; liking ; savour ; zest	gusto
🔗 Elsbessen hebben een zure smaak.
smaak	appetite	apetito
🔗 Hij at met smaak en rookte daarna enige sigaretten.
bijsmaak	additional flavour	kromgusto
🔗 Er zit een bijsmaak aan.
nasmaak	aftertaste	postgusto
smaakloos (smakeloos)	tasteless	sengusta
smakelijk (lekker)	tasty ; palatable	bongusta
🔗 Vond je meesteres het smakelijk?
smakelijk	appetitive	apetita
smakelijk	lively ; merrily	gaje
smakeloos	disgusting ; bad	malbongusta
🔗 Joost had zwijgend een smakeloze maaltijd opgediend en heer Bommel zat mokkend voor zich uit te staren zonder iets te proeven.
smakeloos (smaakloos)	tasteless	sengusta
🔗 Ze at wat van het smakeloze fruit.
smaken	taste	gusti
🔗 En ze bekwamen veel en ’t smaakte goed.

Dutch	English
smaak	⇆ fancy; ⇆ flavour; ⇆ gust; ⇆ gustation; ⇆ gusto; ⇆ liking; ⇆ palate; ⇆ relish; ⇆ savour; ⇆ taste; ⇆ zest
een fijne smaak hebben	⇆ taste deliciously; ⇆ have a fine palate; ⇆ have a fine taste
erg in de smaak vallen bij	⇆ be much liked by; ⇆ appeal strongly to; ⇆ make a strong appeal to
er zit kraak nog smaak aan	⇆ it just has no taste at all
ieder zijn smaak	⇆ everyone to his taste
met smaak	⇆ with gusto; ⇆ tastefully; ⇆ with great relish; ⇆ in good taste; ⇆ of taste
met smaak eten	⇆ eat with great relish
naar de laatste smaak	⇆ after the latest fashion
niet in zijn smaak vallen	⇆ be not to his taste; ⇆ be not to his liking
over smaak valt niet te twisten	⇆ there is no accounting for taste; ⇆ there is no accounting for tastes
bijsmaak	⇆ tang; ⇆ taste; ⇆ tincture; ⇆ flavour; ⇆ tinge
nasmaak	⇆ aftertaste; ⇆ tang
smaakloos	⇆ flavourless; ⇆ tasteless; ⇆ insipid
smaakmaker	⇆ seasoning; ⇆ flavouring; ⇆ arbiter of taste
smaakpapil	⇆ taste‐bud
smaakstof	⇆ flavouring
smaakvol	⇆ daintily; ⇆ dainty; ⇆ dressy; ⇆ tasteful; ⇆ in good taste; ⇆ tastefully
smaakzenuw	⇆ gustatory nerve
smakelijk	⇆ flavorous; ⇆ fruity; ⇆ palatable; ⇆ relishable; ⇆ relishing; ⇆ tasty; ⇆ toothsome; ⇆ sapid; ⇆ savoury; ⇆ savourily; ⇆ tastily; ⇆ with relish
smakeloos	⇆ flat; ⇆ insipid; ⇆ plastic; ⇆ tasteless; ⇆ tawdry; ⇆ in bad taste; ⇆ lacking taste
smaken	⇆ taste; ⇆ savour; ⇆ enjoy
uiesmaak	⇆ onion flavour
vissmaak	⇆ fishy taste
voorsmaak	⇆ anticipation; ⇆ foretaste; ⇆ taste
wansmaak	⇆ bad taste