English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word distend
English | Dutch |
---|---|
distend | ⇆ doen opzetten; ⇆ doen uitzetten; ⇆ openspalken; ⇆ opensperren; ⇆ opzetten; ⇆ opzwellen; ⇆ rekken; ⇆ spannen; ⇆ uitrekken; ⇆ uitzetten; ⇆ zich uitzetten |
distension | ⇆ omvang; ⇆ opzwelling; ⇆ rekking; ⇆ spanning; ⇆ uitrekking; ⇆ uitzetting; ⇆ zwelling |