English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word disgrace oneself

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
disgrace
(shame; abashment)
;
schaamte
disgrace
(affront; dishonour; indignity; shame; ignominy)
; ;
disgrace

EnglishDutch
disgrace oneself zich blameren; zich schandelijk gedragen
disgrace blamage; in ongenade doen vallen; oneer; ongenade; onteren; schandaal; schande; schande aandoen; schandvlek; schandvlekken; te schand maken; te schande maken; tot schande strekken; verschutting; zijn gunst onttrekken aan