English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word disfavour

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
; ; ;
🔗 Human influence has greatly favoured this species.
(boon; grace; kindness);
favour
(goodwill; kindness)
🔗 He wants a favour from Myrus.

EnglishDutch
disfavour afkeuring; ongaarne zien; ongenade; ongunst; uit de gunst doen geraken
be in disfavour uit de gunst zijn
do somebody a disfavour iemand een slechte dienst bewijzen
fall into disfavour uit de gunst vallen
fall into disfavour with uit de gunst vallen bij
to his disfavour te zijnen nadele
favour aanmoedigen; begunstigen; begunstiging; bevoordelen; bevoorrechten; bevorderen; genade; genegenheid; geporteerd zijn voor; goedkeuring; gunst; gunstbewijs; gunstig gezind zijn; steunen; strik; voordeel; voorkeur; voortrekken; zijn voor