Information about the word bevoordelen (Dutch → Esperanto: favori)

Synonyms: begunstigen, voorstaan, voortrekken, gunstig gezind zijn

Part of speechverb
Pronunciation/bəˈvoːrdelə(n)/
Hyphenationbe·voor·de·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) bevoordeel(ik) bevoordeelde
(jij) bevoordeelt(jij) bevoordeelde
(hij) bevoordeelt(hij) bevoordeelde
(wij) bevoordelen(wij) bevoordeelden
(jullie) bevoordelen(jullie) bevoordeelden
(gij) bevoordeelt(gij) bevoordeeldet
(zij) bevoordelen(zij) bevoordeelden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) bevoordele(dat ik) bevoordeelde
(dat jij) bevoordele(dat jij) bevoordeelde
(dat hij) bevoordele(dat hij) bevoordeelde
(dat wij) bevoordelen(dat wij) bevoordeelden
(dat jullie) bevoordelen(dat jullie) bevoordeelden
(dat gij) bevoordelet(dat gij) bevoordeeldet
(dat zij) bevoordelen(dat zij) bevoordeelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
bevoordeelbevoordeelt
Participles
Present participlePast participle
bevoordelend, bevoordelende(hebben) bevoordeeld

Usage samples

In elk geval werden zij bevoordeeld en kregen goede proviand.

Translations

Englishfavour
Esperantofavori
Germanbegünstigen; günstig gesinnt sein; zugetan sein; bevorteilen
Italianfavorire
Latinfavere
Portuguesefavorecer
Russianблаговолить
Saterland Frisianbegunstigje
Spanishfavorecer
Swedishbefrämja
West Frisianbegeunstigje