English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word charity‐school

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
charity
(love of one’s neighbour)
charity
(mercifulness; mercy)
charity
(alms; handout)
charity
(beneficence; boon; good; sake; welfare; beneficience; benevolence)
🔗 Tom reached school ahead of time.
(scholastic)
lerneja

EnglishDutch
charity‐school armenschool
charity aalmoes; barmhartigheid; charitas; liefdadigheid; liefdadigheidsinstelling; liefde; liefdegave; mildheid; naastenliefde
school de les lezen; dresseren; faculteit; hogeschool; leerschool; leervertrek; oefenen; onderwijzen; richting; scholen; scholen vormen; school; schoolgebouw; schoollokaal; schooltijd; vermanen