English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word birch bracket

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
birch bracket
(birch polypore; razor‐strop)
;
(rod; switch; wand; sprig; staff; twig);
(flog; take a switch to; beat)
met een stok slaan
vergi
bracket
(square bracket)
recht haakje
bracket
(brace)

EnglishDutch
birch bracket berkedoder; berkezwam
birch berk; berkeboom; berkehouten; berken; de roe geven; met de roe geven; roe; roede; strafroede; tuchtroede
bracket arm; beugel; categorie; console; etagère; gasarm; groep; groeperen; haak; haakje; in één adem noemen; klamp; klasse; kniehout; met klampen steunen; op één lijn stellen; samenvoegen; tussen haakjes plaatsen