Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word zenden

Dutch → English
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(sturen)
(sturen)
(verzenden; sturen)
(expediëren; verzenden)
dispatch
; ; ;
(versturen; verzenden; wegzenden);
dismiss
; ;
(doorsturen)
send on
;
send on
(circulaire; rondschrijven)
circular
(opsturen)
remit
; ; ;
transmit
(retourneren)
send back
resendi
(omroepen);
disaŭdigi
(sturen; zenden)
dispatch
(afzenden; expediëren)
dispatch
; ; ;
(afzenden; versturen; wegzenden);
dismiss
; ;
(afzenden; versturen; verzenden)
dismiss
;
DutchEnglish
zendenconsign; dispatch; route; send; send out
afzendendispatch; forward; send; send off; ship
doorzendenforward; transmit; send on
inzendenfile; lodge; send in
nazendenredirect; send after; send on after; forward
omzendbriefcircular; circular letter
opzendenforward; offer up; put up
overzendenforward; transmit; send; dispatch; remit
rondzendensend out; send round
terugzendenremit; return; send back
toezendensend; forward; remit
uitzendenbroadcast; broadcasting; detach; dispatch; effuse; emit; put out; transmit; send; send forth; send out; televise
verzendendispatch; forward; freight; get off; issue; send; send off; ship
vooruitzendensend in advance; send ahead
wegzendendismiss; expel; expulsion; remove; send away; send off
zendbereiktransmission range
zendtijdslot; air time