Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word werkelijk
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
werkelijk (daadwerkelijk; effectief) | ; | |
werkelijk (inderdaad; metterdaad; waarachtig; waarlijk; waratje; warempel) | ; ; really | |
werkelijk (feitelijk) | ||
werkelijk (echt; in werkelijkheid; wezenlijk; daadwerkelijk) | really ; ; | |
| (daadwerkelijk; echt; reëel; wezenlijk) | ; | |
🔗 Nee, u bent wakker, en mijn prijzen zijn werkelijk. | ||
| (echt; heus; inderdaad; naar waarheid; voorwaar; in de daad) | ; ; | |
| (werkelijk) | ||
| (echt; werkelijk; wezenlijk) | ||
| (echt; in werkelijkheid; werkelijk; wezenlijk) | really ; | |
🔗 Slechts de helft van hen weet daadwerkelijk het hoogste punt te bereiken. | ||
| (realiseren) | ||
| (realiteit; wezenlijkheid) | ; | |
| (realiteit) | ||
🔗 Dit is het moment om de werkelijkheid onder ogen te zien. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| werkelijk | ⇆ absolutely; ⇆ actual; ⇆ actually; ⇆ essential; ⇆ essentially; ⇆ fairly; ⇆ honestly; ⇆ literally; ⇆ real; ⇆ really; ⇆ substantial; ⇆ truly; ⇆ very |
| daadwerkelijk | ⇆ actual; ⇆ active; ⇆ actually; ⇆ really |
| verwerkelijken | ⇆ realize |
| werkelijkheid | ⇆ actuality; ⇆ fact; ⇆ reality |