Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word voordelig
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(goedkoop) | ||
🔗 Zij profiteren juist van de automobilist die op zoek is naar voordelige benzine. | ||
(goedkoop) | cheaply | malmultekoste |
(goedkoop) | cheaply | malkare |
profitable | profita | |
(lonend; profijtelijk; rendabel; winstgevend) | profitable | |
avantaĝe | ||
🔗 We hopen haar voordelig uit te huwelijken. | ||
neprofitiga | ||
; ; | ||
🔗 Je hebt het voordeel van die ijzeren pot op je hoofd. | ||
(baat; gewin; profijt; winst) | ; ; | |
(nut) |
Dutch | English |
---|---|
voordelig | ⇆ advantageous; ⇆ advantageously; ⇆ beneficial; ⇆ beneficially; ⇆ budget; ⇆ cheap; ⇆ economical; ⇆ gainful; ⇆ low‐budget; ⇆ lucrative; ⇆ profitable; ⇆ profitably; ⇆ remunerative; ⇆ to advantage |
er niet op zijn voordeligst uitkomen | ⇆ not show at one’s best |
onvoordelig | ⇆ disadvantageous; ⇆ disadvantageously; ⇆ gainless; ⇆ profitless; ⇆ unprofitable; ⇆ unthrifty; ⇆ uneconomic; ⇆ uneconomical |
voordeel | ⇆ advantage; ⇆ asset; ⇆ avail; ⇆ benefit; ⇆ boot; ⇆ catch; ⇆ commodity; ⇆ gain; ⇆ gainings; ⇆ good; ⇆ improvement; ⇆ interest; ⇆ lucre; ⇆ mileage; ⇆ profit; ⇆ upside; ⇆ vantage; ⇆ start; ⇆ selling‐point; ⇆ favour |
voordeligheid | ⇆ profitableness; ⇆ advantageousness |