Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uittreden

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aftreden; bedanken; zijn ontslag nemen)
🔗 De andere leden van het syndicaat stonden niet toe dat uw man uittrad?
exodus
🔗 Deze elektronenwolk werkt het uittreden van andere elektronen tegen.
(lopen; stappen);
paŝi
🔗 Hij trad naar voren en greep het doosje van de tafel af.
(aftreden)
exodus
🔗 Als ik je het teken geef, moet je je ogen afwenden, want de demon zou zich tijdens zijn uittreding zichtbaar kunnen maken en zijn aanblik is buitengewoon gruwelijk.

DutchEnglish
uittreden fall out; give up; leave; resign; resignation; retire; tread
vervroegd uittreden retire early
treden tread; step; walk
uittreding leaving; giving up; retirement